Ze zitten naast elkaar aan tafel. De kleine heeft de benen onder zich geplooid, steunt met de ellebogen op het tafelblad. De grote legt haar handen te rusten op haar wiebelende benen, haar hielen gaan op en neer, de toppen van de schoenen blijven op het tapijt.

Ze zitten daar elk met een puzzel. De kleine met een grote van meer dan zestig stukken, de grote met een kleintje van twintig. De kleine zet de doos rechtop, het beeld van wat het moet worden voor zich. Voor de grote schud ik de twintig stukken uit het doosje. Kijk, zeg ik, er staat een tijger op, met haar welpje.
Even kijken waar pap is, antwoordt de grote.

Pap staat in de keuken, schenkt sap, brengt voor de kleine en de grote puzzelaar een glas, zet het neer op groene onderzettertjes. Zo komen er geen kringen, blijft de tafel schoon. De grote neemt het glas, drinkt het tot de bodem leeg. De kleine ordent de puzzelstukken. Links die van de buitenkant, rechts die voor het midden. Die met de tijger mag jij maken, hoor, oma, zegt de kleine. Ik zou wel een glaasje sap lusten, zegt oma.

De kleine zoekt de vier hoeken, legt ze voor zich neer. Gisteren kwam hier een man, vertelt oma, en die gooide zomaar alle stukken op de grond!
Zoiets doe je toch niet? Nee,
zeg ik, zoiets doe je niet.
Eerst de randjes, oma, dan de binnenkant, zegt de kleine.
Nee, zegt oma.

Oma neemt het doosje met de tijgers, legt het op de rand van de tafel, fluistert in mijn richting: Die is leeg. Zat chocolade in. De kleine staat op, neemt even een pauze van het puzzelen, gaat rondjes dansen rond de bank, steekt een arm in de lucht en zingt.Wat is dat een vrolijk kind, zegt oma, het is erg belangrijk dat je vrolijk bent.

De kleine werkt haar puzzel af, Kom eens kijken!, schuift de puzzel voorzichtig in de doos, doet het deksel erop. Oma komt niet kijken, stampt met een voet op de grond en sist tegen het raam: zo wil ik niet meer! Ze haalt haar neus op, de kleine draait zich om: Wat is er, oma? Ik ga maar even kijken waar pap is, zegt oma. Opa staat op, laat zijn krant liggen, neemt oma’s bril van haar neus en gaat die schoonmaken. Ik zie jullie toch zo schimmig zonder bril, zegt ze, maar ik weet wel dat jullie hier zijn. Dat weet ik echt wel.

We zitten in de auto, rijden dadelijk weer naar huis. De kleine zit voorin met knuffels en koek. De man zit aan het stuur met tranen en rode vlekken in de hals. Ik zit op de achterbank tussen onze koffers. In de achteruitkijkspiegel zie ik mam achter pap aanrennen, ze kriebelt hem in zijn zij, ze omhelzen elkaar en blijven zo staan, zwaaiend. We vertrekken. De kleine kijkt haar vader aan. Ik buig naar voren, knijp in zijn schouder. Soms ik het moeilijk, zegt hij. Vond je het leuk bij opa en oma, vraagt hij. Ja, zegt ze, en nu wil ik liedje luisteren en papa moet meezingen.

Ik ben Evelien. Vijf jaar geleden verliet ik België voor de liefde. Nu woon ik een dorpje bovenin Nederland, waar land overgaat in Waddenzee en geluid in stilte. Samen met mijn man heb ik een dochtertje van drie en een moestuin.

Ik geef deeltijds les in het hoger onderwijs, probeer daar op die dagen alles te geven en op mijn vrije dagen alles los te laten om helemaal thuis te zijn. Op mijn blog www.evelienborgonjon.com beschrijf ik fragmenten uit mijn leven als moeder – werkmens – vrouw van – en wat daarnaast nog rest …

Mijn top drie van wat anders mag:
1 Denken dat gedachten waar zijn.
2 Veel te weinig slapen.
3 Doen alsof een rommelig huis een wereldprobleem is.

Mijn top drie van wat mag blijven:
1 Lekker, gezond en veel vegetarisch koken.
2 Winst boeken door vroeg op te staan.
3 Elke dag lezen en voorlezen.
(4 In kinderteentjes bijten als een vis, zacht en zonder tanden.)